语法
Om de temperatuur van het weer uit te drukken kennen we vier woordjes: 冷, 热, 凉快 en 暖和. De eerste twee hebben een eerder negatieve betekenis, zijnde té koud en té warm. De laatste twee zijn dan weer positiever: aangenaam koel en aangenaam warm.
Bij elk seizoen past ook slechts één van de vier vernoemde adjectieven:
- 春天 ↔ 暖和
- 夏天 ↔ 热
- 秋天 ↔ 凉快
- 冬天 ↔ 冷
In België is de zomer dus niet 暖和, maar eerder 不热 of 不太热.Het partikel 着 duidt een toestand aan die het gevolg is van de bijhorende actie:
- 暖气关着。 De verwarming staat uit.
- 同学们坐着。 De leerlingen zitten.De werkwoorden die we het meeste tegenkomen met 着 zijn: 开着, 关着, 坐着 en 站着. Dieren, mensen en voorwerpen hebben ieder ook specifieke werkwoorden die toegepast kunnen worden:
- dieren en mensen: 坐着, 站着, 躺着
- dingen: 放着, 挂着
- planten: 种着, 长着
- auto's: 停着Tenslotte kan je 着 ook gebruiken om aan te duiden hoe een actie gebeurt:
- 他笑着说。 Hij zegt al lachend.
- 她站着看电视。 Ze kijkt TV terwijl ze rechtstaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten